Eendenkooi Stokman

Beschermvrouw van groen paradijs in de Stelling van Amsterdam

 

Over de snelweg, onder de landende vliegtuigen door, langs een nieuwe woonwijk: in het midden van dit moderne Nederlandse landschap bij Vijfhuizen en het UNESCO werelderfgoed Stelling van Amsterdam ligt een weidegebied volledig in rust. Op een dijkje in de zon staat een boerderij. Zeshonderd meter verderop is een stuk dichtbegroeid bos, de eendenkooi. Het is het gebied van Simone Stokman, kooiker van een groen paradijs vol wilde en buitendijkse eenden.

In de zestiende eeuw heette het gebied van Eendenkooi Stokman nog geen Vijfhuizen. Voor de drooglegging in 1852 lag hier het Spieringmeer, een van de randmeren van de toen woelige Haarlemmermeer. De landtong in dat Spieringmeer was de ideale plek voor een eendenkooi, waar wilde eenden door een beheerder, of ‘kooiker’, werden gevangen voor consumptie. Wanneer het buitengebied van de Stelling van Amsterdam werd geïnundeerd zorgden de eendenkooien voor een deel van de voedselvoorziening.De eendenkooi van het Spieringmeer werd in 1701 door Jan Willemz ‘opgeregt’ in het jachtgebied van de graaf van Schalckwijk en in 1757 verkocht aan molenmeester Gerrit Stokman. Sindsdien is de familie Stokman kooiker van wilde eenden en eenden van buitendijkse gebieden: smienten, zomertalingen, wintertalingen, pijlstaarteenden, kuifeenden, tafeleenden, slobeenden en bergeenden. Dit zogenaamde ‘blauwgoed’ zie je vandaag de dag nog steeds onder de rook van Schiphol.

Generaties

In de familie Stokman gaat het ambacht van kooiker van vader op zoon, al zeven generaties lang. Simone Stokman is officieel kooiker en beheert samen met haar man de eendenkooi bij Vijfhuizen. Hun zoon staat al klaar om zijn ouders op te volgen. Simone Stokman: ‘Vroeger werd een eendenkooi een vogelkooi genoemd. Er werd van alles gevangen: fazanten, ganzen, zwanen, eenden. Er was toen niet zoveel keuze in voedsel, dus alles was welkom.’ Op het blauwgoed mag niet meer gejaagd worden, dus vangt Eendenkooi Stokman uitsluitend wilde eenden. Hoeveel dat er precies zijn zal een kooiker nooit zeggen. ‘Maar veel zijn het er niet’, zegt Simone, ‘in ieder geval niet meer dan ze in de zestiende eeuw vingen, zo’n 10 procent van alle wilde eenden die ze nu vangen. Het stelt niet veel meer voor eigenlijk.’

Lekker rustig

De eendenkooi is een Hollandse uitvinding uit de veertiende eeuw. Tijdens het jachtseizoen, van half augustus tot eind januari, vangt een kooiker wilde eenden die door tamme staleenden worden meegelokt naar de eendenkooi. Die kooi bestaat uit een plas water met rondom dichtbegroeid bos. Aan elke windrichting zit een vangarm, ook wel pijp genoemd. Die is gedeeltelijk overspannen met netten en afgeschermd met rietmatten. Aan het einde van de pijp wordt het steeds smaller. Op die plek worden staleenden elke ochtend gevoerd. Ze zijn opgegroeid in de eendenkooi en herkennen de kooiker en zijn of haar kooikerhondje. Elke avond gaan de staleenden het weiland in om eten te zoeken. Daar ontmoeten ze hun wilde soortgenoten. ’s Ochtends komen de staleenden terug om gevoerd te worden en nemen ze de wilde eenden mee. ‘Een eendenkooi is net een hotel’, lacht Simone. ‘Lekker rustig en je krijgt er gratis eten.’ Zijn de eenden in de kooi, dan stuurt de kooiker het hondje langs de rietschermen. De staleenden zijn het gewend, ze blijven rustig en zwemmen door naar de voederplek. Uit nieuwsgierigheid naar het rennende hondje volgen de wilde eenden de staleenden. Dan laat de kooiker zich zien en jaagt de eenden verder de pijp in. In paniek vliegen de wilde eenden richting het licht aan het einde van de pijp, waar een vanghokje met een valluik zit. En daar draait de kooiker ze de nek om.

Kooikertje

Het kooikerhondje of ‘kooikertje’ is een oud Nederlands ras dat je veel ziet op schilderijen uit de Gouden Eeuw. Het is een klein, levendig beestje dat zichzelf goed vermaakt en niet veel blaft. In de eendenkooi rent het kooikertje tussen de rietschermen voor de eenden uit. Eenden zijn zo nieuwsgierig (of een beetje dom) dat ze erachteraan zwemmen. Ze herkennen de geur van het hondje. De geur van de kooiker kennen ze niet, dankzij het smeulende turfje dat hij tijdens het werk in de eendenkooi met zich meedraagt. Tegenwoordig gebruiken kooikers geen turf meer, maar dragen ze speciale kleding.

Het vrolijke huisgezin (1668) door Jan Steen. Bron: Rijksmuseum Amsterdam

 

Simone Stokman samen met haar kooikerhondje en kat in de eendenkooi bij Vijfhuizen. Foto: Natascha Libbert

 

Goed gevoed

In de zeventiende eeuw was Amsterdam de grootste economische wereldstad. De vele rijken in Amsterdam en de gebieden eromheen zoals Haarlem en Leiden vormden een goede afzetmarkt voor malse eendenboutjes. De variatie in eten was nog niet zo groot. Arme mensen aten maar één keer per dag een kom pap. Maar arm of rijk, de Nederlanders waren in de zeventiende eeuw de best gevoede bevolking van Europa.

Vleermuizen en zangvogels

Vrijwilligers helpen de familie Stokman met het bijhouden van de vele planten, met beschermde soorten als de Zwaluwtong. Sinds 1989 houdt Simone een plantenlijst bij. Tijdens de excursies die ze in het voorjaar organiseert, zijn er bezoekers die, tot haar eigen verbazing, steeds weer nieuwe soorten vinden. In Eendenkooi Stokman vind je 4 soorten vleermuizen en zo’n 400 soorten zangvogels.

> Lees meer over de Stelling van Amsterdam

Hollandse uitvinding

In de zeventiende eeuw konden kooikers van de eendenkooi leven. Sinds de achttiende eeuw lukt dat niet meer. Daarom verbouwen kooikers ook groenten en hebben ze eigen vee. ‘Tegenwoordig is het een uitgebreide hobby die je in stand probeert te houden,’ zegt Simone. Ze is blij met de subsidie van Landschap Noord-Holland, maar zou ook graag willen dat de eendenkooi tot werelderfgoed wordt verklaard, dus niet alleen het gebied waarin de eendenkooi ligt, dat al UNESCO werelderfgoed is. ‘De eendenkooi is een gemeentelijk monument, een unieke Hollandse uitvinding met cultuurhistorische waarde. Er zijn er nog maar 119 in bedrijf.’ Vierhonderd jaar geleden waren dat er zo’n 3000. Door droogmaking van de Haarlemmermeer gingen de meeste eendenkooien verloren.

Voor de wetenschap

De meeste van de overgebleven eendenkooien in Nederland vangen niet meer ‘voor de bout’, dus om eenden op te eten, maar alleen nog voor het ringen van eenden en wetenschappelijk onderzoek. De familie Stokman wil het ambacht van de kooiker in stand houden, dus ook blijven vangen voor de bout. Maar samen met haar dochter, die ook een jachtvergunning heeft, wil Simone een ringkooi erbij ontwikkelen, alleen voor onderzoek. ‘Je kunt als eendenkooi heel nuttig zijn voor de wetenschap’, zegt ze. ‘Bijvoorbeeld tijdens vogelgriep.’

Aan de stok

’Waar je nu gras ziet was vroeger overal water’, vertelt Simone. Ze kijkt uit over de kooicirkel, een gebied van zo’n 2,5 km doorsnede rondom de eendenkooi. De omvang van de kooicirkel werd in een zeventiende-eeuws zakelijk recht bepaald en verschilt per eendenkooi. Ook de forten van de Stelling van Amsterdam kennen zo’n ‘schootscirkel’, met een doorsnede van 1 km. Vanuit haar hoger gelegen boerderij heeft Simone goed overzicht over haar gebied. Op internet houdt ze nauwlettend in de gaten of er een vergunning wordt aangevraagd om er te mogen jagen. Mocht je dat willen, wees dan gewaarschuwd want je krijg het zeker aan de stok met een Stokman, ook in de achtste generatie.

Ervaar het grote verhaal

Zo op het oog lijken de drie Werelderfgoederen in en rondom  Amsterdam heel verschillend van elkaar. Toch hebben zij veel gemeen. Wie de drie UNESCO Werelderfgoederen in de regio Amsterdam bezoekt, ontdekt de bouwstenen van Nederland. Of men nu fietst door een oneindige bomenlaan in De Beemster, een rondvaart over de Amsterdamse grachten maakt of door de open, groene schootsvelden van de Stelling van Amsterdam wandelt, steeds beleef je hetzelfde, grote verhaal: hoe Hollanders door de eeuwen heen in staat zijn geweest om het water en de natuurlijke omgeving naar hun hand te zetten.

Eendenkooi Stokman
Kromme Spieringweg 357
2141 BW Vijfhuizen
www.eendenkooistokman.nl

 

deel